Baarmoederhalskanker gaat vooraf door precancereuze letsels die kunnen worden opgespoord met een uitstrijkje van de baarmoederhals. Dit is een eenvoudige en pijnloze test, uitgevoerd door een huisdokter of gynaecoloog.
Alle vrouwen zouden zich systematisch op deze kanker moeten laten onderzoeken vanaf hun 25e tot hun 65e.
In Vlaanderen is er een officieel opsporingsprogramma. Alle vrouwen die in aanmerking komen, ontvangen een uitnodigingsbrief. In Wallonië is er geen officieel programma maar wel sensibiliseringscampagnes.
De gynaecoloog plaatst voorzichtig een speculum in de vagina om toegang te krijgen tot de baarmoederhals.
Een speculum is een lang metalen instrument dat de vagina wijd open moet houden en deze verlicht dankzij het licht dat wordt weerkaatst op zijn glanzende wand. Dankzij dit instrument kan de dokter de binnenkant van de vagina en de baarmoederhals zien.
De dokter strijkt vervolgens met een klein borsteltje of staafje voorzichtig over het oppervlak van de baarmoederhals. Door die beweging blijven er cellen aan het borsteltje hangen. Die cellen worden vervolgens onderzocht onder de microscoop.
Er zijn verschillende manieren om de weggenomen cellen te onderzoeken.
Elke vrouw zou een uitstrijkje van de baarmoederhals moeten laten uitvoeren in het jaar volgend op de eerste seksuele betrekkingen of in elk geval vanaf de leeftijd van 25 jaar en dit één keer om de 3 jaar tot de leeftijd van 65 jaar.
Na 65 jaar is het risico op baarmoederhalskanker zo klein geworden dat het uitstrijkje geen zin meer heeft, tenzij er eerder afwijkingen werden vastgesteld.
De regelmaat van dit onderzoek kan worden opgetrokken als de dokter dat nodig acht.
Deze opsporing blijft noodzakelijk, ook bij vrouwen die werden gevaccineerd tegen de papillomavirussen (HPV) omdat vaccinatie geen 100 procent maar ongeveer 70 procent bescherming biedt.
Een vaccin tegen bepaalde HPV-virussen kan het risico op baarmoederhalskanker tegenwoordig fors verminderen. Die bescherming is echter niet absoluut. Daarom blijft een opsporing noodzakelijk, zelfs bij vrouwen die het vaccin hebben gekregen.
Voor een diagnose van baarmoederhalskanker moet wat verdacht weefsel worden weggenomen (biopsie) uit de baarmoederhals. Dit gebeurt tijdens een zogenaamde colposcopie.
Een colposcoop is een soort van microscoop met binoculaire loep die voldoende vergroot om de wanden van de vagina en de baarmoederhals uitvoerig te kunnen onderzoeken. Tijdens dit onderzoek bestrijkt de dokter de baarmoederhals met speciale kleurstoffen (azijnzuur en een oplossing op basis van jodium). Aangezien abnormale cellen die kleurstoffen opnemen, kan de dokter ze beter zien.
Met een speciaal tangetje, een biotoom genoemd, neemt de dokter vervolgens stukjes weefsel weg voor een microscopisch onderzoek. Eventuele gevonden afwijkingen worden geïnventariseerd volgens een internationale classificatie (de classificatie van Bethesda): CIN 1, 2 of 3.
CIN is de afkorting van 'Cervical Intra-epithelial Neoplasia' (cervicale intra-epitheliale neoplasie) of, met andere woorden, kankerweefsel in de bovenste lagen van de baarmoederhals.
Klik hier voor meer informatie over het vaccin tegen baarmoederhalskanker.
Laatst aangepast op: 9/10/2018