Wanneer een patiënt met een huidaandoening zijn arts raadpleegt, zal die eerst beoordeen of de afwijking al dan niet ernstig is. Bij twijfel, zal de patiënt doorverwezen worden naar een huidarts. De specialist kan vaststellen of een bepaalde verandering onschuldig is of aan huidkanker doet denken.
Vermoedt de specialist dat er sprake is van huidkanker, dan zal hij een stukje van het weefsel moeten verwijderen, meestal onder plaatselijke verdoving (biopsie). Heeft de specialist aanwijzingen dat er sprake kan zijn van een melanoom of zijn er duidelijke aanwijzingen dat het om een huidkanker gaat, dan zal hij de tumor meteen in zijn geheel verwijderen.
In een laboratorium bekijkt een andere specialist, een patholoog, het verwijderde weefsel onder een microscoop. Alleen zo ontstaat zekerheid over de aard van de aandoening. Is het kanker, dan kan hij tegelijkertijd vaststellen om welke vorm van huidkanker het gaat.
Laatst aangepast op: 17/07/2020