Bij iemand met een of meer van de genoemde symptomen zal de huisarts eerst een lichamelijk onderzoek doen. Zo nodig geeft de huisarts medicijnen: een hoestdrank, een slijmoplossend middel, eventueel antibiotica.
Na een week moet de patiënt op controle bij de huisarts om te bespreken hoe de klachten zich hebben ontwikkeld. Is er geen verbetering opgetreden, dan zal de huisarts de patiënt doorgaans verwijzen naar een keel-, neus- en oorarts (KNO-arts). Die specialist zal meer uitgebreid onderzoek doen om vast te stellen of de klachten het gevolg zijn van strottenhoofdkanker.
Als er een vermoeden is van strottenhoofdkanker, zal de KNO-arts eerst de keel nader onderzoeken: keelspiegelen. Daarvoor gebruikt hij een spiegel met een lang handvat, vergelijkbaar met een tandartsspiegeltje. De patiënt zit iets voorovergebogen. De arts duwt de tong van de patiënt naar beneden met een spatel en vraagt de patiënt rustig in en uit te ademen door de mond. Vervolgens brengt hij het voorverwarmde spiegeltje achter in de keel. Zo kan de specialist de ingang van het strottenhoofd en de ware stembanden zien. Meestal ziet hij dan duidelijk wat de klachten veroorzaakt. Ziet hij een tumor, dan is een gedetailleerdere inspectie van het strottenhoofd nodig: laryngoscopie.
Met de laryngoscopie krijgt de specialist een beeld van de uitgebreidheid van de tumor.
Ook kan hij met een tangetje een stukje tumorweefsel wegnemen: een biopsie. Een andere specialist, een anatoompatholoog, beoordeelt het onder de microscoop om vast te stellen of het weefsel kankercellen bevat.
Als men vermoedt dat het om strottenhoofdkanker gaat, wordt tijdens dezelfde narcose naast een laryngoscopie ook nogal eens een bronchoscopie verricht om de totale luchtwegen te onderzoeken. Zo kan de specialist de luchtpijpvertakkingen van de longen beoordelen en zo nodig een stukje weefsel wegnemen. Ook dat weefsel gaat naar de anatoompatholoog voor beoordeling.
Soms heeft een patiënt opgezette lymfeklieren in de hals. Om meer duidelijkheid te krijgen over de oorzaak van die zwelling kan de KNO-arts een punctie van de betreffende lymfeklieren uitvoeren, vaak in combinatie met een echografie.
Een radiografie van het strottenhoofd kan nadere informatie verschaffen over de uitbreiding van de tumor en over de beweeglijkheid van de stembanden.
Een radiografie van de borstkas, meestal twee overzichtsfoto’s, is om na te gaan of er afwijkingen in de longen zijn.
Met een CT-scan krijgen de artsen een goed overzicht van het strottenhoofd, de aangrenzende weefsels en eventuele uitzaaiingen in aangrenzende lymfeklieren.
MRI (Magnetic Resonance Imaging) of NMR: Een computerscherm toont op de plaats van de ‘doorsnede’ alle zachte weefsels. Met dit onderzoek krijgen de artsen een goed overzicht van het strottenhoofd.
Met een Echografie kan de arts een beeld krijgen van vergrote lymfeklieren in de hals.
Een PET-scan wordt voornamelijk uitgevoerd wanneer men een lokaal recidief van de kanker vermoedt in het gebied dat eerder werd behandeld.
Bij Stichting tegen Kanker vind je alle info over het verloop van verschillende onderzoeken.