De behandeling van invasieve kanker vereist een nauwgezette coördinatie tussen verschillende medische en paramedische disciplines. Afhankelijk van de noden komen er verschillende medische en niet-medische zorgen bij kijken. De therapeutische strategie wordt daarom nooit door één arts beslist. Iedere kankerpatiënt moet worden besproken in een Multidisciplinair Oncologisch Consult (MOC). Daarbij zijn artsen uit verschillende disciplines betrokken samen met experten uit andere vakgebieden (zoals verpleegkundigen, psychologe, diëtisten, enz).
Zo wordt de behandeling dus telkens zoveel mogelijk afgestemd op het individu. De dokters zullen je een behandeling op maat van jouw specifieke situatie voorstellen, waarbij o.a. de volgende elementen meewegen:
Er bestaan diverse behandelingen van kanker die afzonderlijk of in combinatie worden toegepast. Afhankelijk van wat de MOC beslist (en dus o.a. van het type kanker), zullen bepaalde van deze behandelingen gekozen worden, maar zelden allemaal:
Ook voor deze kanker geldt dat de MOC het beste traject zal uitstippelen, toch geven we hieronder een overzicht van de meest gebruikte opties.
Lymfomen reageren meestal heel goed op chemotherapie en radiotherapie. Sinds het eind van de jaren negentig is een nieuwe generatie geneesmiddelen, voortvloeiend uit het wetenschappelijk kankeronderzoek, het gamma van mogelijke behandelingen komen versterken. Het gaat om monoklonale antilichamen (een soort van immuuntherapie), die in staat zijn de lymfoomcellen te herkennen en te vernietigen.
Die drie soorten behandelingen (chemotherapie, radiotherapie en immuuntherapie) kunnen alleen worden gebruikt of in combinatie met elkaar, afhankelijk van de behoeften. De evolutie van de ziekte, de prognose en de keuze van de behandelingen hangen af van het soort lymfoom, de uitzaaiing van de ziekte en de leeftijd van de patiënt.
Bij de minst agressieve vormen stellen artsen meestal alleen radiotherapie voor, een “lichte” chemotherapie of immuuntherapie. Bij bepaalde trage lymfomen (weinig evolutief), zonder wijziging in de levenskwaliteit van de patiënten, kan een aandachtige medische opvolging soms zelfs volstaan. Een behandeling is dan pas nodig als er echt symptomen opduiken of als ze verergeren. Sommige mensen ontwikkelen een lokale vorm van non-Hodgkinlymfoom in de maagwand. Dan wordt de ziekte over het algemeen vergezeld van een maaginfectie. Deze kan behandeld worden met antibiotica en antiacidum.
Bij de meest agressieve lymfomen is vooral chemotherapie aangewezen, eventueel in combinatie met monoklonale antilichamen of radiotherapie. Bij herval of een slechte prognose kan een “zware” chemotherapie, gevolgd door stamcel- of beenmergtransplantatie, soms nodig zijn.
Bij chemotherapie medicijnen genaamd cytostatica toegediend bij de patiënt. Die cytostatica kunnen kankercellen vernietigen. Ze kunnen per injectie of infuus worden toegediend, of als tabletten. Via het bloed verspreiden ze zich in het lichaam; zij kunnen dus kankercellen bereiken op vrijwel alle plaatsen in het lichaam. De lymfomen reageren doorgaans zeer goed op de chemotherapie.
Lees hier meer over chemotherapie in het algemeen.
De cytostatica vallen niet enkel de kankercellen aan, maar eveneens de gezonde delende cellen. Daarom kunnen onaangename bijwerkingen optreden, zoals haaruitval, tintelingen in de vingers of in de voeten en darmproblemen. Bijwerkingen zoals misselijkheid en braken kunnen grotendeels gestopt worden d.m.v. geneesmiddelen.
Een andere vaak voorkomende bijwerking is vermoeidheid. Deze kan gedurende een lange tijd aanhouden na de behandeling. Ook bloedarmoede, een verhoogde vatbaarheid voor infecties en een zekere bloedingsneiging kunnen zich voordoen.
Radiotherapie kan een kankergezwel geheel of gedeeltelijk vernietigen. De bestraling gebeurt enkel op het deel van het lichaam waar zich kankercellen kunnen bevinden. Dat betekent dat het bestralingsgebied van patiënt tot patiënt verschilt.
De lymfomen reageren doorgaans zeer goed op de radiotherapie die, bij sommige types van non-hodgkinlymfomen, bovenop de chemotherapie wordt gegeven.
Lees hier meer over radiotherapie in het algemeen.
Aangezien radiotherapie ook de gezonde cellen lokaal beschadigt, kunnen een aantal bijwerkingen optreden. Deze zijn doorgaans tijdelijk van aard. Een vaak voorkomende bijwerking is vermoeidheid. Andere bijwerkingen variëren in functie van de bestraalde gebieden.
Immuuntherapie doet een beroep op het immuunsysteem om kankercellen te herkennen, aan te vallen en te vernietigen. Meerdere strategieën zijn mogelijk.
Bij de behandeling van een non-Hodgkinlymfoom gebruikt men antilichamen die in het laboratorium worden aangemaakt: de monoklonale antilichamen. Ze hechten zich aan een welbepaald eiwit dat aanwezig is op het oppervlak van de lymfoïde cellen, inclusief aan de abnormale cellen van de meeste lymfomen. De cellen waaraan het antilichaam zich heeft gehecht sterven af of zijn gevoeliger voor de werking van de chemotherapie.
Immuuntherapie is een standaardbehandeling van het non-Hodgkinlymfoom bestaande uit B-cellen, waarbij de gebruikte antilichamen 'geprogrammeerd' zijn om de B-cellen aan te pakken. Ze worden doorgaans toegediend d.m.v. een perfusie (infuus), wat enkele uren in beslag neemt. Deze behandeling wordt over het algemeen gecombineerd met chemotherapie. Om het non-Hodgkinlymfoom bestaande uit T-cellen te behandelen, wordt immuuntherapie nog getest met klinische studies.
Lees hier meer over immuuntherapie in het algemeen.
Bij radio-immuuntherapie kunnen radioactieve isotopen gekoppeld worden aan de monoklonale antilichamen. De antilichamen gaan zich binden aan de kankercellen en ze zeer plaatselijk bestralen. Het voordeel van deze methode is dat de kankercellen aangevallen worden zowel door het immuunsysteem, gestimuleerd door de monoklonale antilichamen, als door de doelgerichte bestralingen op de tumor.
Op dit moment wordt deze behandeling toegediend in het kader van klinische studies tegen verschillende vormen van non-hodgkinlymfomen bestaande uit B-cellen.
De bijwerkingen van immuuntherapie doen zich voor tijdens de behandeling. Over het algemeen beperken ze zich tot een algemeen onwel gevoel, een verhoogde vatbaarheid voor infecties, koorts en misselijkheid. Als een toxische substantie gekoppeld wordt aan de monoklonale antilichamen, hangen de bijwerkingen doorgaans af van de substantie in kwestie.
Wanneer een non-Hodgkinlymfoom onvoldoende reageert op de behandeling of na een bepaalde tijd terug opduikt (recidief), krijgen sommige patiënten een zware behandeling op basis van cytostatica (een intensieve chemotherapie) en eventueel een totale lichaamsbestraling, gevolgd door een stamceltransplantatie.
Deze stamceltransplantatie is cruciaal, aangezien de intensieve behandeling het volledige beenmerg en alle stamcellen heeft vernietigd, waardoor de productie van bloedcellen verhinderd wordt. Daarom is het noodzakelijk om na de intensieve behandeling gezonde stamcellen toe te dienen, zodat het gehalte aan rode bloedlichaampjes, witte bloedlichaampjes en bloedplaatjes in het bloed hersteld kan worden.
De behandeling en de verzorging in het kader van een stamceltransplantatie (vroeger sprak men van een beenmergtransplantatie) vergen zeer specifieke kennis. De interventie heeft dus uitsluitend plaats in gespecialiseerde ziekenhuizen.
Niet alle patiënten mogen dit type van behandeling krijgen. Ze wordt op dit moment aangeboden aan patiënten met een bijzonder agressief non-Hodgkinlymfoom of aan sommige patiënten met een indolent non-Hodgkinlymfoom. De leeftijd (jonger dan 65 jaar) en de algemene toestand van de persoon spelen eveneens een rol in deze beslissing.
Lees hier meer over stamceltransplantatie.
De chemotherapie en radiotherapie kunnen de vruchtbaarheid aantasten.
Bij de vrouw
Bij een pre-menopauzale vrouw kan de behandeling van het non-hodgkin lymfoom een vroegtijdige menopauze veroorzaken. De symptomen die met die menopauze gepaard gaan, kunnen worden onderdrukt met een hormonale behandeling (het toedienen van vrouwelijke geslachtshormonen). Vernieuwende behandelingen kunnen soms het risico op onvruchtbaarheid voorkomen. Vóór de aanvang van de behandelingen wordt dan eierstokweefsel weggenomen. Dit weefsel wordt ingevroren en na de genezing teruggeplaatst.
Bij de man
Vóór de behandeling zou er sperma moeten worden ingevroren in vloeibare stikstof. Dit heeft wel enkel zin als er genoeg kiemcellen van goede kwaliteit in het sperma zitten. Dat blijkt door de gevolgen van de ziekte helaas niet bij alle patiënten zo te zijn.
Laatst aangepast op: 10/10/2018