Een diep veneuze trombose (DVT) is een bloedstolsel dat een diepe ader blokkeert. Een DVT kan een of meerdere longembolieën veroorzaken, wanneer een deel of de volledige klonter loskomt, wordt meegevoerd door het bloed, zo een longader blokkeert en de werking van de longen belemmert.
DVT komt vaak voor bij kankerpatiënten. Het is de 2de doodsoorzaak bij kankerpatiënten in om het even welk stadium van de ziekte en de eerste doodsoorzaak tijdens chemotherapie.
1 patiënt op 5 ontwikkelt een kankergerelateerde trombose, vooral in de 3 maanden na de diagnose (dus tijdens de behandeling).
Kanker kan een chronische ontsteking veroorzaken, wat het risico op trombose verhoogt. Een trombose kan de groei van nieuwe bloedvaten stimuleren (angiogenese), die op hun beurt de ontwikkeling van kanker stimuleren… Een vicieuze cirkel!
Van een trombose:
Van een longembolie:
Als een of meerdere van deze symptomen aanwezig zijn, dient zo snel mogelijk contact worden opgenomen met de behandelende arts of het zorgteam.
Net als bij patiënten zonder kanker, worden in de acute fase (tijdens een DVT of longembolie) in de meeste gevallen heparine derivaten gegeven. Deze fase van de behandeling duurt meestal 5 tot 10 dagen.
Na de acute fase neemt men een aantal algemene preventiemaatregelen (zie verder) en start men een medicamenteuze preventie die 3 a 6 maanden duurt. Die medicamenteuze preventie kan bestaan uit heparine derivaten, anti-vitamine K producten of Directe Orale AntiCoagulantia (DOAC). De keuze tussen de verschillende medicamenteuze mogelijkheden hangt o.a. af van de nierfunctie van de patiënt, en of de patiënt een verhoogd bloedingsgevaar heeft.
Na de periode van 3 a 6 maanden zal men de medicamenteuze meestal preventie stopzetten, tenzij men denkt dat er nog een verhoogd risico op DVT is. Dat kan bijvoorbeeld het geval zijn de kanker nog actief is. Ook in die gevallen zal het echter geval per geval bekeken worden of behandeling meer voordelen dan nadelen heeft.