Bepaalde vormen van kankerbehandeling kunnen bij mannen en vrouwen onvruchtbaarheid teweegbrengen. Bij sommigen is dit tijdelijk, bij anderen is de onvruchtbaarheid blijvend. Gelukkig zijn er manieren om het risico te beperken, en zijn er ook oplossingen indien er toch onvruchtbaarheid optreedt.
Het is belangrijk om in een vroeg stadium met de oncoloog te bespreken wat de mogelijkheden zijn. Er zijn heel wat mogelijkheden…spreek erover met de oncoloog!
Meisjes, vrouwen, maar ook mannen moeten niet verlegen zijn om het onderwerp aan te kaarten bij hun oncoloog. Als het onderwerp pas laat ter sprake komt, is de patiënt soms al zo ver dat er niets meer mogelijk is.
Bij bestraling in de buurt van de geslachtsorganen, zullen de eierstokken of de zaadballen niet direct geraakt worden door de stralenbundels. De vruchtbaarheid komt dan ook niet echt in gevaar. Niettemin kan er toch een heel kleine hoeveelheid straling in de geslachtsorganen terechtkomen. Daarom is het raadzaam om tijdens de radiotherapiekuur de kinderwens even uit te stellen. Het spreekt voor zich dat je dit verder bespreekt met de behandelende arts.
Soms is het niet te vermijden dat de eierstokken een hoge dosis straling krijgen, bijvoorbeeld bij de behandeling van baarmoederhalskanker. In zo’n geval kunnen de eierstokken na enkele maanden hun functie verliezen. Het gevolg is dat de menstruaties ophouden en de vrouw bijgevolg onvruchtbaar is. Omdat de eierstokken dan ook geen hormonen meer produceren, zal de vrouw vervroegd in de menopauze terechtkomen.
Soms is het niet te vermijden dat de zaadballen een hoge dosis straling krijgen. In zo’n geval zullen de zaadballen hun functie verliezen. Het gevolg is dat ze geen zaadcellen meer produceren. Vaak blijft de hormoon productie wel gewoon behouden.
Afhankelijk van het type chemotherapie kan de werking van eierstokken of zaadballen verstoord raken. Hoe dan ook is de omkeerbaarheid van deze steriliteit zeer persoonsgebonden. De ene patiënt is gevoeliger voor de medicatie dan de andere, de ene kanker is kwaadaardiger dan de andere, enzovoort.
Het toxische effect van chemotherapie op de zaadcelproductie is zowel product- als dosis-afhankelijk. Ook de duur van de toediening en het al dan niet combineren met andere chemotherapeutica bepalen de uiteindelijke schade aan de zaadcelproductie en de kans op het hernemen ervan. Van veel medicatie is het effect nog onvoldoende gekend.
De schade manifesteert zich als oligozospermie (weinig zaadcellen in het zaadstaal) of azoöspemie (de afwezigheid van zaadcellen in het zaadstaal). Het mannelijk hormoon (testosteron), dat aangemaakt wordt door de Leydigcellen, blijft meestal normaal. Hoewel sommige patiënten libidoverlies kunnen vertonen blijft de potentie op langere termijn doorgaans goed behouden. Ook bestaat het risico dat bij een terugkerende zaadcelproductie na de kankerbehandeling, er zaadcellen geproduceerd worden die genetisch beschadigd zijn. Dit is vooralsnog theorie, want enkel aangetoond met proefdieren. Het is dan ook niet nodig om bij een zwangerschap na een kankerbehandeling over te gaan tot een zwangerschapsonderbreking. Wel is een verscherpte zwangerschapsopvolging aangewezen, met eventueel een vruchtwaterpunctie in de vierde zwangerschapsmaand.
Bij zaadbaltumoren (of andere kwaadaardige tumoren die groeien onder invloed van het mannelijke hormoon testosteron) kan eventueel overgegaan worden tot het heelkundig verwijderen van een of beide zaadballen. Als slechts één zaadbal verwijderd wordt, treedt geen noemenswaardige vermindering van de vruchtbaarheid op, op voorwaarde dat de ingreep niet gecombineerd wordt met bestraling of chemotherapie. De overblijvende zaadbal zal vaak ter compensatie zijn productie opdrijven en daardoor mogelijk in volume toenemen.
Als beide zaadballen verwijderd moeten worden is er sprake van een volledige castratie, met als gevolg een verlies van de vruchtbaarheid én van de testosteronproductie.
Bij vrouwen die graag nog kinderen willen, kunnen de eierstokken soms tijdelijk hoger in de buik geplaatst worden. Op die manier komen ze buiten het directe bestralingsgebied te liggen, waardoor hun werking zoveel mogelijk behouden blijft.
Als de baarmoeder in het bestralingsgebied heeft gelegen, kunnen bij een eventuele zwangerschap moeilijkheden ontstaan doordat de baarmoeder niet meer voldoende 'rekt'.
Onderzoekers hebben vastgesteld dat er na een behandeling voor het Hodgkinlymfoom bij jongeren minder steriliteit optrad dan bij volwassenen. Dit heeft hen ertoe aangezet om een oplossing voor het onvruchtbaarheidsprobleem te gaan zoeken in een hormonale onderdrukking. Ze gaan daarbij uit van de hypothese dat de volwassen zaadbal meer bestand is tegen de chemotherapie door hem in een zogenoemde prepubertaire toestand te brengen. Dit kan door toediening van hormonen. De methode zit echter nog in een experimentele fase. Om de impact op de zaadcelproductie te verminderen worden de laatste jaren vooral de doses chemotherapeutica aangepast en nieuwe combinaties van medicatie toegediend.
Het is ook mogelijk om eicellen, eierstokweefsel, zaadcellen of zaadbal weefsel te laten invriezen voor de behandeling begint. Cryopreservatie betekent dat men overgaat tot invriezen van weefsel, dat later teruggeplaatst kan worden.
Bij vrouwen wordt vaak één van de 2 eierstokken ingevroren. Het ingevroren weefsel wordt slechts teruggeplaatst als blijkt dat de niet-verwijderde eierstok na de behandeling niet goed meer functioneert, én als de vrouw op dat ogenblik een actieve zwangerschap nastreeft.
De techniek van het invriezen van eierstokweefsel wordt nu ruim tien jaar toegepast. Eierstokweefsel terugplaatsen is een recenter techniek. Wereldwijd zijn tot nog toe minder dan tien kinderen geboren na het terugplaatsen van het ingevroren eierstokweefsel. Het eerste kindje werd in 2004 in Brussel geboren, nadat de moeder behandeld was voor een Hodgkinlymfoom.
Momenteel wordt cryopreservatie meestal alleen voorgesteld als er meer dan 50 procent kans is op onvruchtbaarheid. Dat wordt gedaan omdat invriezen ook nadelen heeft. We weten dat door het invriezen en terugplaatsen van eierstokweefsel 60 tot 75 % van de eicellen verloren gaat. Dit nadeel van invriezen moet afgewogen worden tegen het risico op onvruchtbaarheid. Stel dat de vrouw niet onvruchtbaar werd door de behandeling, maar dat er wel eicellen verloren gingen in het invriesproces. Het gevolg is dan dat de vrouw minder vruchtbaar is geworden door de cryopreservatie terwijl die eigenlijk achteraf niet nodig bleek.
Zaadcellen invriezen blijft voorlopig de beste manier om de vruchtbaarheid bij mannen op lange termijn te vrijwaren, ook al is er geen honderd procent garantie. De zaadstaaltjes worden in een steriel potje afgeleverd bij de spermabank, waar ze in vloeibare stikstof bewaard worden bij een temperatuur van min 196 °C. Alle biologische processen worden op die manier gestopt. Veroudering of afsterven is onmogelijk. Ingevroren zaadcellen worden evenmin blootgesteld aan factoren die tot genetische schade kunnen leiden. Daarom wordt er soms voor gekozen om de vrouw te bevruchten met ingevroren zaadcellen, zelfs nadat de zaadcelproductie weer normaal is.
Zaadcellen invriezen kan helaas pas vanaf de puberteit. Dit is uiteraard problematisch wanneer zich al op jongere leeftijd een kwaadaardig gezwel voordoet. Voor de puberteit zijn er nog geen zaadcellen gevormd.
Onderzoekers zijn er recentelijk wel in geslaagd, weliswaar bij proefdieren, om stamcellen uit zaadbalweefsel te isoleren, die vervolgens in te vriezen en na ontdooien terug te transplanteren bij dieren die met chemotherapie steriel waren gemaakt. Bij volwassen proefdieren heeft dit geleid tot het opnieuw vermenigvuldigen van de stamcellen en de gedeeltelijke of volledige herneming van de zaadcelproductie. Deze proefdiermodellen openen nieuwe perspectieven voor de mens.
Bij pleegouderschap en adoptie gaat het er in essentie om dat een kind – vrijwillig of onder dwang van bijvoorbeeld het comité voor bijzondere jeugdzorg – in je gezin wordt geplaatst. Dit kan een tijdelijke situatie zijn (pleegzorg) of een blijvende (adoptie). Als de ouders vrijwillig afstand hebben gedaan van hun kind is de plaatsing blijvend en kan het kind geadopteerd worden. Het krijgt dan de naam van de nieuwe ouders en hiermee ook alle rechten van een natuurlijk kind (bijvoorbeeld erfrecht).
Contactadressen van gespecialiseerde organisaties kun je krijgen via de sociale verpleegkundigen of via een fertiliteitsarts.
Als spontaan zwanger worden niet lukt na terugplaatsen van eierstokweefsel, kan ook worden overgegaan op IVF.
Bij een sterk verminderde mannelijke vruchtbaarheid als gevolg van een kankerbehandeling zijn er niettemin toch een aantal mogelijkheden om met je eigen sperma de partner te bevruchten.
Waren er vroeger ook nadelen verbonden aan het invriezen van zaadcellen, dan worden die nadelen nu weggewerkt door de verbeterde bevruchtingstechnieken. Door het invriezen en ontdooien kunnen zaadcellen nog altijd schade oplopen, waardoor hun bevruchtend vermogen afneemt. Een techniek zoals ICSI maakt het echter mogelijk om één zaadcel in de eicel te injecteren, en dus heel selectief te werk te gaan. In het verleden moesten de zaadcellen ook aan heel strenge kwaliteitseisen voldoen. Dit is nu veel minder het geval. Ook mannen bij wie de zaadkwaliteit sterk verminderd is als gevolg van een kwaadaardige aandoening, komen in aanmerking. ICSI biedt ook hier een uitkomst.
Een IVF-behandeling met ICSI geeft een kans op zwangerschap van één op vier, per ondernomen behandelingspoging. Het invriezen van één zaadstaal maakt gemiddeld acht ICSI-pogingen mogelijk.
Idealiter worden vijf à tien zaadstalen ingevroren voor de kankerbehandeling van start gaat. Maar bij hoogdringendheid kan het invriezen van één zaadstaal al voldoende zijn. Het invriezen gebeurt bij voorkeur vóór de behandeling, maar ook tijdens de behandeling kan het nog. Wel neemt het risico op genetische schade toe, en dus ook het gevaar op een miskraam of aangeboren afwijking.
Een paar van wie de man onvruchtbaar werd door een kankerbehandeling, kan door het gebruik van donorzaadcellen zwanger worden via inseminatie. Met die techniek, KID of kunstmatige inseminatie met donorsperma, worden donorzaadcellen ontdooid en daarna ingebracht in de baarmoederhals van de vrouw, rond het tijdstip van de eisprong.
Eiceldonatie is ook een mogelijkheid indien de vruchtbaarheid van de vrouw niet behouden kon worden.
Vroegtijdige menopauze na kankerbehandeling
Bij sommige behandelingen is er een risico op vroegtijdige menopauze. Wanneer de menopauze precies zal intreden, is sterk afhankelijk van de toegepaste chemotherapie. Het tijdstip is vaak voorspelbaar, wat toelaat maatregelen te nemen. Zeker bij vrouwen boven 30 à 35 jaar (ten tijde van de chemotherapie) bestaat de kans dat de menopauze vroeger komt. Zij zullen merken dat de menstruatie uitblijft. Ze kunnen ook last krijgen van overgangsverschijnselen zoals opvliegers of pijn bij het vrijen. Zij dienen vooral op het volgende te letten.
Bij patiënten zonder kinderwens bij wie de menopauze vroegtijdig is ingetreden, kan er - als er geen contra-indicatie voor bestaat - indicatie zijn tot het toedienen (suppletie) van oestrogenen tot de leeftijd van ten minste 46 jaar en indien gewenst tot de leeftijd van 50 jaar, of nog langer als er speciale klachten zijn. Er zijn verschillende mogelijkheden.
Als er geen baarmoeder meer is, volstaat suppletie met oestrogenen. Enkele voorbeelden:
Is de baarmoeder wel nog aanwezig, dan kan suppletie met oestrogenen en progestagenen aangewezen zijn als er geen contra-indicatie voor bestaat. Hierbij kunnen al dan niet onttrekkingsbloedingen optreden. Enkele voorbeelden van geschikte suppletiecombinatiepreparaten:
Bij patiënten zonder kinderwens bij wie twijfel bestaat over het al dan niet vroegtijdig intreden van de menopauze is zowel suppletie van hormonen als adequate anticonceptie van belang. In dit geval kan anticonceptie en suppletie gecombineerd worden in de vorm van een oraal anticonceptivum (OAC). Hierbij moet rekening gehouden worden met de gebruikelijke (relatieve) contra-indicaties voor OAC, waaronder leeftijd boven de 40 jaar, leeftijd boven de 35 jaar in combinatie met roken, of bij een verhoogd risico op vaatlijden (bijvoorbeeld na radiotherapie op het mediastinum, zoals bij veel Hodgkin-patiënten het geval is).
Indien de zaadballen geen testosteron meer maken, zal dit een verlies aan libido en potentie tot gevolg hebben, evenals een verminderde spiermassa en andere gevolgen van gedaalde spiegels van amnnelijk hormoon. Dit kan opgevangen worden door mannelijk hormoon toe te dienen: via pillen, inspuitingen of kleefpleisters. Deze ‘substitutiebehandeling’ is natuurlijk alleen mogelijk als er geen risico meer bestaat dat de groei van de kankercellen herneemt.
Zwanger worden
Het advies is om tijdens en na de behandeling een voorbehoedmiddel te gebruiken. Gebruik een voorbehoedmiddel tijdens de chemotherapie en dit minstens gedurende drie maand na de behandeling.
Het wordt afgeraden om tijdens de chemotherapie zwanger te worden. Het is immers niet uitgesloten dat de cytostatica (middelen gebruikt bij chemotherapie) het ongeboren kind schade toebrengen, zelfs al hebben recente studies geruststellende resultaten opgeleverd.
Het wordt ook aangeraden om nog enige tijd na het einde van de kankerbehandeling te wachten met zwanger worden.