Radiotherapie of bestraling is een vorm van kankerbehandeling die gebruikmaakt van hoogenergetische stralen om kankercellen te vernietigen of te beschadigen.
De meeste kankers kunnen met radiotherapie worden behandeld. Deze optie wordt echter niet overwogen wanneer andere behandelingen meer geschikt zijn of het type kanker niet gevoelig is aan bestraling.
De stralen vernietigen de kankercellen door hun genetisch materiaal te beschadigen. Hierdoor kunnen de cellen niet langer delen en krimpt de tumor. Helaas kan radiotherapie ook de gezonde cellen rond het behandelde gebied aantasten. Nieuwe technieken hebben als doel de nauwkeurigheid van de stralenbundel te verhogen zodat er minder gezonde cellen worden beschadigd.
Radiotherapie kan worden gebruikt om de oorspronkelijke (primaire) kanker te behandelen of plaatsen waar de kanker uitgezaaid (gemetastaseerd) is, bijvoorbeeld in de beenderen.
Radiotherapie kan ook kankersymptomen verlichten. Specifieke problemen die door kanker veroorzaakt worden, zoals pijn en bloedingen, kunnen op deze wijze worden behandeld. Bestraling kan tumoren doen krimpen wanneer zij tegen andere organen, zoals de hersenen of het ruggenmerg, drukken, wat verlies van normale lichaamsfuncties kan veroorzaken en bijvoorbeeld kan leiden tot verlamming.
Radiotherapie biedt mogelijkheden voor iedereen met kanker, in alle stadia van de ziekte en in combinatie met elk soort behandeling. De therapie is zeer belangrijk voor patiënten met een vergevorderde ziekte.
Radiotherapie is mogelijk de enige kankerbehandeling, maar kan ook samen met een andere of meerdere therapieën worden gegeven.
Het radiotherapieteam wordt geleid door een radiotherapeut, die de behandeling voorschrijft en coördineert. Samen met verschillende artsen, apothekers, maatschappelijk werkers, voedingsdeskundigen of diëtisten, fysiotherapeuten en psychologen maakt het radiotherapieteam op zijn beurt deel uit van het Multidisciplinair Oncologisch Consult (MOC). Het MOC is een overleg tussen de zorgverleners die bij de individuele patiënt betrokken zijn. Door de kennis en deskundigheid van professionals uit verschillende disciplines samen te brengen, wordt een specifiek diagnostisch en therapeutisch plan opgesteld.
Elke behandeling wordt afgestemd op maat. Er zijn nationale en internationale aanbevelingen, maar individuele aanpassingen zijn mogelijk.
Radiotherapie kan de enige kankerbehandeling zijn die wordt gebruikt, maar wordt meestal gecombineerd met één of meerdere andere therapieën.
Er zijn drie soorten radiotherapie:
De patiënt kan één vorm van radiotherapie krijgen of een combinatie van verschillende vormen.
Externe radiotherapie maakt gebruik van apparatuur die lijkt op een grote röntgenmachine. Het richt de stralen van buiten het lichaam op de kanker in een reeks van korte, dagelijkse behandelingen. Vóór de behandeling wordt een simulatie gepland op basis van analyses en scans. Tijdens deze sessie wordt de te bestralen plaats bepaald. De behandeling zelf is van korte duur. Normaal voelt de patiënt niets.
=
Elke bestralingssessie duurt één tot vijf minuten.
Sommige mensen hebben maar één of enkele sessies nodig, maar de meeste patiënten hebben vijf dagen per week bestraling nodig over een periode van vijf tot acht weken.
Externe radiotherapie wordt meestal in een ziekenhuis toegediend.
Mogelijke vragen die u de radiotherapeut of het behandelend personeel kan stellen:
Radiotherapie maakt u niet radioactief. Het is veilig om bij andere mensen te zijn tijdens of na uw behandeling.
Conformationele 3D-radiotherapie
De meest gebruikte uitwendige radiotherapie is vandaag de conformationele 3D-radiotherapie (driedimensionaal). Met deze techniek kan men het bestraalde volume zo goed mogelijk laten overeenstemmen met het volume van de tumor.
Deze techniek steunt op 3D-beelden van de tumor en de omliggende organen. Deze beelden worden gewoonlijk met een scanner gemaakt. Met speciale software simuleert men vervolgens in 3D de vorm van de stralingsbundels en de verdeling van de stralingsdosissen.
Voordelen van deze techniek
Hiermee kan de therapeut nauwkeurige dosissen toedienen en de blootstelling van gezond weefsel beperken.
Beeldgestuurde radiotherapie
Deze techniek maakt een controle mogelijk van de precieze behandelingszone per sessie dankzij radiologisch materiaal in de deeltjesversneller.
Stereotactische radiotherapie
Deze uiterst precieze techniek wordt ook radiochirurgie genoemd. Ze projecteert microbundels die in één punt samenkomen om zeer kleine volumes met een hoge dosis te bestralen. Ze wordt bijvoorbeeld gebruikt om bepaalde hersentumoren te behandelen.
Tomotherapie
Het apparaat draait in een spiraal rond de patiënt terwijl de radiologietafel zich in de lengte verplaatst.
Deze techniek wordt gebruikt om tumoren te behandelen die zo moeilijk bereikbaar zijn dat ‘klassieke’ radiotherapie niet mogelijk is.
Cyberknife®
Dit is een nieuwe radiochirurgische techniek. Een robot houdt een kleine lineaire versneller vast en verplaatst zich in alle mogelijke richtingen. Op die manier wordt de stralingsdosis precies gericht en blijft de impact op het omliggende gezonde weefsel beperkt.
Deze techniek wordt gebruikt voor de behandeling van middelgrote tumoren en van tumoren waarvan de ligging geen ‘klassieke’ radiotherapie toelaat.
Protontherapie
Terwijl de meeste radiotherapietoestellen foton- of elektronbundels uitstralen, maakt deze techniek gebruik van een protonbundel. Het gebruik van protonen vermindert de stralingsdosis voor het gezonde weefsel waar de stralen doorheen gaan. Protontherapie is nog volop in ontwikkeling en wordt nog niet algemeen toegepast.
Radiotherapie met gemoduleerde intensiteit
Deze techniek is een vorm van conformationele radiotherapie. De stralenbundels worden zo gevormd dat zij de kankerzone zeer specifiek bereiken. Het tumorweefsel ontvangt een zeer hoge stralingsdosis, terwijl het omliggende gezonde weefsel een veel lagere dosis krijgt en zo veel mogelijk gespaard blijft.
Bij dit type radiotherapie wordt radioactief materiaal (goed afgezegeld) in het lichaam op of in de buurt van de kanker geplaatst.
Er bestaan verschillende soorten implantaten: dunne buisjes, naalden, korrels, capsules of staafjes. Het soort implantaat dat wordt gebruikt, hangt af van het type kanker.
Sommige implantaten bestralen het lichaam in slechts enkele minuten, terwijl andere één tot zes dagen op dezelfde plaats blijven. Een ziekenhuisopname is dan meestal aangewezen. De intensiteit van de straling kan hoog of laag zijn. Sommige mensen hebben kleine implantaten die permanent op één plaats blijven zitten. Dit is een gebruikelijke behandeling voor prostaatkanker.
Wanneer de stralingsbron permanent op zijn plaats blijft, is de intensiteit van de bestraling laag. In dit geval ziet de stralingsbron eruit als een korreltje dat wordt ingeplant en een drietal maanden actief blijft. Na een bepaalde periode stopt het implantaat met stralen.
Bij brachytherapie kan de straling het oppervlak van het lichaam bereiken.
Zodra het implantaat verwijderd is, is er geen radioactiviteit meer. U kan dus zonder gevaar in de buurt van andere mensen komen.
Als u een permanent implantaat krijgt, moet u de eerste dagen misschien in een geïsoleerde ruimte blijven. Met het verstrijken van de dagen wordt het implantaat minder radioactief. Wanneer u terug thuis bent, is de straling in uw lichaam zwak en is het dus veilig om bij andere mensen in de buurt te komen. Het contact met kinderen en zwangere vrouwen moet echter gedurende enige tijd worden beperkt.
Radio-isotopentherapie is een type radiotherapie dat gebruikmaakt van radioactieve stoffen zoals radioactief jodium (jodium 131-I). De radioactieve stof kan gebonden zijn aan een monoklonaal antilichaam. Radio-isotopentherapie kan oraal of met een injectie worden toegediend. De stoffen reizen door de bloedbaan om zo de tumorcellen te bereiken en te doden door ze plaatselijk te bestralen.
Met radio-isotopentherapie kan men de straling preciezer richten op dat deel van het lichaam waar ze moet werken. Wanneer de radioactieve stof gebonden is aan een monoklonaal antilichaam spreekt men van tumorgerichte radio-isotopentherapie. Het voordeel van deze techniek is dat de radioactieve stof nog nauwkeuriger kan bestralen.
In de nucleaire geneeskunde gebruiken specialisten stoffen die hun radioactiviteit zeer snel verliezen. Na de injectie verdwijnt dit volledig na één dag of na enkele dagen. Tijdens deze korte periode worden bepaalde voorzorgsmaatregelen getroffen, vooral om bezoekers (kinderen en zwangere vrouwen) te beschermen. Elke patiënt krijgt van zijn verzorgende team de nodige informatie over de voorzorgsmaatregelen die in het ziekenhuis of thuis moeten worden getroffen.
Radiotheranostiek is een ultramoderne techniek in de nucleaire geneeskunde die achtereenvolgens gebruikmaakt van een diagnostische tool om letsels op te sporen en een therapeutische tool om ze te bestrijden. Deze twee ‘instrumenten’ zijn uitgerust met een stuurmechanisme (vaak een monoklonaal antilichaam) dat specifiek in staat is kankercellen te herkennen. De eerste tool is uitgerust met een zwak radioactieve stof die opsporing door beeldvorming mogelijk maakt. De tweede tool draagt een krachtiger radioactieve lading die bedoeld is om de kankercellen te vernietigen. Zowel de diagnostische als de therapeutische stappen worden gewoonlijk intraveneus toegediend.
De diagnostische fase maakt gebruik van geneesmiddelen die ‘companion-diagnostics’ worden genoemd. Nog vóór de behandeling start is het hierdoor mogelijk nauwkeurig te ramen welke stralingsdosis aan de tumoren moet worden toegediend om ze te elimineren. Deze fase laat ook toe in te schatten hoeveel straling het gezonde weefsel zal bereiken. Radiotheranostiek stelt de arts in staat nauwkeurig te behandelen wat hij ziet en precies te zien wat hij behandelt. Dankzij de beeldvorming kan de arts ook zeer snel de doeltreffendheid van de behandeling bevestigen en de noodzaak van eventuele aanvullende dosissen beoordelen.
Radioactief jodium (jodium 131-I) wordt al meer dan 70 jaar gebruikt bij de behandeling van bepaalde vormen van schildklierkanker. Recente vorderingen in de moleculaire biologie hebben geleid tot de ontwikkeling van nieuwe radiotheranostische toepassingen bij de behandeling van bepaalde neuro-endocriene tumoren, non-hodgkinlymfomen en de pijnstillende behandeling van botmetastasen (palliatieve behandeling).
Veel nieuwe indicaties, met name voor prostaatkanker, bevinden zich in de laatste ontwikkelings- en testfasen.
De keuze van de behandeling wordt uiteraard geval per geval gemaakt en voorgesteld door het multidisciplinair team. Hierbij houdt het team rekening met alle eigenschappen van elke tumor en elke patiënt.
Radiotherapie doodt kankercellen in het behandelingsgebied. Daarbij kunnen echter ook gezonde cellen beschadigd raken. De hoeveelheid schade aan gezonde cellen hangt af van het lichaamsdeel dat wordt behandeld, van de totale stralingsdosis en van de wijze waarop de bestraling wordt toegediend.
Het is de schade aan gezonde cellen die verantwoordelijk is voor eventuele bijwerkingen. De meeste neveneffecten beginnen in de tweede of derde week na het opstarten van de radiotherapie en verdwijnen enkele weken nadat de behandeling is afgelopen. Sommige bijwerkingen houden echter nog maanden of jaren na de therapie aan: veranderingen in de huid- of haartextuur, blijvende haaruitval, kleine rode spataderen als gevolg van blijvende bloedvatverwijding (teleangiëctasieën), onvruchtbaarheid na bestraling van eierstokken en teelballen, blokkade van de lymfedrainage met zwelling van de ledematen tot gevolg.
De meest voorkomende bijwerkingen van radiotherapie zijn vermoeidheid en verminderde eetlust. De bijwerkingen van de therapie variëren sterk en zijn afhankelijk van het gebied van het lichaam dat behandeld wordt. Twee mensen die dezelfde behandeling krijgen, kunnen verschillend reageren. De reacties kunnen ook variëren van de ene bestralingssessie tot de andere. De aan- of afwezigheid van bijwerkingen betekent niet dat de behandeling al dan niet goed werkt. Om de werkzaamheid van de therapie te bevestigen, moeten artsen speciale testen uitvoeren.
Radiotherapie kan de volgende bijwerkingen hebben:
Afhankelijk van de bestraalde zone zijn de meest voorkomende bijwerkingen de volgende:
Er zijn verschillende manieren om de bijwerkingen te milderen. U moet ze altijd melden aan het radiotherapieteam dat u behandelingsopties zal voorstellen.
Meer informatie en manieren om met deze bijwerkingen om te gaan vindt u op de website https://www.kanker.be.
Sommige kankerbehandelingen kunnen bijwerkingen veroorzaken, zoals moeite met eten en een verstoorde spijsvertering. Veel voorkomende neveneffecten zijn veranderingen in smaak, droge of pijnlijke mond, dik speeksel, misselijkheid, braken, diarree, constipatie, gewichtsverlies, verlies van eetlust en gewichtstoename.
Het is zeer belangrijk om tijdens de behandeling een voedingstherapie te volgen. Deze therapie kan het volgende omvatten:
Onthoud deze tips:
Patiënten die een hoge dosis radiotherapie krijgen als voorbereiding op een beenmergtransplantatie kunnen veel problemen ondervinden met hun voeding en moeten een diëtist raadplegen voor voedselondersteuning. Ze hebben mogelijk een speciaal dieet nodig.
De volledige behandeling is fysiek en emotioneel zeer belastend voor de patiënt. Het is van groot belang dat de patiënt optimale verpleegkundige en medische zorg krijgt, en bijzondere aandacht en ondersteuning.
Tijdens het verblijf in het ziekenhuis kan de patiënt ondersteuning krijgen van een psycholoog, maatschappelijk werker of spiritueel raadsman of -vrouw. De behandelende arts kan de patiënt adviseren over de mogelijkheden voor omkadering en ondersteuning die buiten het ziekenhuis voorhanden zijn.