Scintigrafie betekent dat men een afbeelding van een orgaan of deel van het lichaam gaat maken met behulp van een laagradioactieve stof die wordt ingespoten. De stof wordt ingespoten in het lichaam via een ader en zal zich vastzetten in het te onderzoeken orgaan of weefsel. Voor elk orgaan is er een andere stof, zodat de arts heel specifiek kan bepalen welk orgaan hij wil bekijken. Een detector zal nadien, meestal na enkele uren, nagaan waar de stof zich intussen bevindt. Enkele voorbeelden kunnen dit verduidelijken.
Een scintigrafie van de schildklier werkt op basis van radioactief jodium omdat we weten dat de schildklier het grootste deel van het toegediende jodium vasthoudt. Dit onderzoek geeft informatie over de functionele activiteit, de omvang en het aantal van de mogelijke afwijkingen.
Bij een scintigrafie van het skelet (botscan) wordt radioactief calcium toegediend. Dit zet zich vast op de botten. Op die manier komen mogelijke botuitzaaiingen aan het licht.