Lexicon
Lexicon
Aanvullende therapie

Alle behandelingen, toepassingen of producten die men niet tot de klassieke behandeling rekent (of de op dit moment aanvaarde en veelvuldig gebruikte behandeling), maar die men toedient op hetzelfde moment als de klassieke behandeling om de symptomen te verminderen, de algemene gezondheidstoestand te verbeteren en het algemene welzijn van de persoon te verbeteren. Aanvullende therapieën kunnen de persoon helpen om de ziekte, de behandeling of de bijwerkingen ervan het hoofd te bieden, eerder dan de ziekte zelf te behandelen. Iemand met kanker bijvoorbeeld kan een beroep doen op fytotherapie om de bijwerkingen van de chemotherapie te verminderen.

Abdominale holte (of buikholte)

Gebied van het abdomen (of de buik) dat de maag, de lever, de galblaas, de pancreas (of de alvleesklier), de milt, de nieren, de dunne darm, de dikke darm en de urinebuis omsluit.

Absoluut risico

Kans dat iemand getroffen wordt door een bepaalde ziekte in de loop van een bepaalde tijdsperiode. Men observeert een heel groot aantal mensen die gelijkaardige karakteristieken vertonen, zoals de leeftijd of het geslacht, en bepaalt het aantal mensen dat deel uitmaakt van de groep die deze ziekte heeft.

Actieve surveillance

Behandeling die erin bestaat om de toestand van de persoon nauwgezet op te volgen d.m.v. regelmatige testen en onderzoeken.

Artsen doen een beroep op actieve surveillance om tekenen op te sporen die erop wijzen dat de toestand van de persoon achteruitgaat of dat een ziekte (zoals kanker) zich ontwikkelt. Door deze aanpak te hanteren kan men problemen of bijwerkingen vermijden die veroorzaakt worden door bepaalde behandelingen, zoals chirurgie en radiotherapie. Actieve surveillance wordt ook nauwgezette observatie genoemd.

Adenocarcinoom

Kwaadaardige (maligne) tumor die ontstaat in de kliercellen (cellen die stoffen uitscheiden zoals mucus (of slijm), hormonen en smeermiddelen).

Adenoïde vegetaties

Massa van lymfeweefsel achteraan in de keel, achter de neus, die het lichaam helpt om infecties te bestrijden door bacteriën en virussen op te vangen.

Adenomateuze poliep

Type van poliep dat zich ontwikkelt in het spijsverteringskanaal (meer bepaald in het colon (of de karteldarm)).

Adenomateuze poliepen kunnen kwaadaardig worden. De 3 belangrijkste types van adenomateuze poliepen zijn de tubulaire poliep, de villeuze poliep en de tubulovilleuze poliep. De villeuze poliepen zijn het type van poliepen die familiaire adenomateuze polyposes (FAP) worden.

Adenopathie

Ziekte of opzetten van de lymfeklieren. Men spreekt over het algemeen van opgezette klieren.

Adjuvante behandeling

Behandeling die toegediend wordt bovenop de eerstelijnsbehandeling (primaire behandeling of standaardbehandeling) om het risico te verminderen dat de ziekte (zoals kanker) weer de kop opsteekt (recidief).

Een adjuvante behandeling wordt vaak toegediend wanneer de artsen er niet zeker van zijn dat alle kankercellen vernietigd werden na de eerstelijnsbehandeling.

Adoptieve immunotherapie

Behandeling die het immuunsysteem helpt om kanker en andere ziekten te bestrijden.

De cellen van het immuunsysteem van een persoon, zoals de T-cellen (type van wit bloedlichaampje dat helpt om de immuunreactie te controleren, om infecties te bestrijden en om abnormale cellen te vernietigen), worden afgenomen en vermenigvuldigd in het laboratorium om het aantal cellen dat de kankercellen bij de persoon kan vernietigen te doen toenemen. Vervolgens geeft men deze cellen terug aan de persoon om zijn immuunsysteem te helpen om de kanker te bestrijden. Deze behandeling wordt ook adoptieve cellulaire immunotherapie genoemd.

Alternatieve therapie

Alle behandelingen of producten die gebruikt worden in plaats van de klassieke behandeling (of de op dit moment aanvaarde en veelvuldig gebruikte behandeling).

 Het is niet wetenschappelijk bewezen dat alternatieve therapieën veilig en efficiënt zijn. Alternatieve therapie wordt ook niet-traditionele therapie genoemd.

Amenorroe

Afwezigheid van maandstonden (regels bij een vrouw). Amenorroe kan een symptoom zijn van kanker of een bijwerking van bepaalde kankerbehandelingen.

Anafylaxie

Ernstige allergische reactie die soms het leven in gevaar brengt. De symptomen kunnen omvatten: jeuk, opgeblazen gevoel, vermindering van het aantal bloedcellen, flauwte en ademhalingsmoeilijkheden.
Anafylaxie wordt ook anafylactische shock genoemd.

Anaplasie

Afname van de differentiatie van de cellen, die op die manier terugkeren naar een onrijpe en minder gespecialiseerde vorm. De anaplastische cellen splitsen zich snel en lijken qua uiterlijk of gedrag niet op normale cellen.

Anastomose

Chirurgische ingreep die erin bestaat de gezonde segmenten van buisvormige structuren in het menselijke lichaam te verbinden (zoals de dikke darm), om zo een nieuwe doorgang of een omleiding te creëren.

Androgeen

Type van hormoon dat de groei, de ontwikkeling en de werking van het mannelijke voortplantingsstelsel stuurt (groep van organen die een rol spelen bij de procreatie). De androgenen reguleren eveneens de mannelijke fysieke kenmerken, zoals de lage stem, de gezichts- en lichaamsbeharing en een grotere spier- en botkracht. Het belangrijkste androgeen is testosteron, dat vooral geproduceerd wordt in de teelballen.

Anemie (of bloedarmoede)

Vermindering van het aantal rode bloedlichaampjes in het bloed.

Angiosarcoom

Zeldzame kwaadaardige (maligne) tumor die ontstaat in de bloedvat- of lymfevatwand (kanalen waarin het lymfevocht doorheen het lichaam circuleert). Het angiosarcoom dat zich in de bloedvaten ontwikkelt, noemt men het hemangiosarcoom. Wanneer dit sarcoom in de lymfevaten verschijnt, noemt men dit het lymfangiosarcoom.

Angiostatine

Proteïne die een remmende invloed heeft op de angiogenese (vorming van nieuwe bloedvaten) en die een rol speelt in de coagulatie (of de stolling) van het bloed.

Angiostatine is van nature aanwezig in het lichaam. Deze proteïne kan eveneens in het laboratorium geproduceerd worden. Angiostatine kan gebruikt worden als antiangiogene behandeling.

Anoscopie

Ingreep waarbij men gebruik maakt van een anoscoop (kort en hol instrument in de vorm van een buis dat voorzien kan worden van een lampje) om de anus te onderzoeken.

Antiandrogene behandeling

Behandeling met geneesmiddelen die de productie van androgenen (mannelijke geslachtshormonen) stoppen of de werking ervan tegengaan. Een antiandrogene behandeling kan gebruikt worden om prostaatkanker te behandelen.

Antigeen tumorvaccin

Vaccin dat gemaakt wordt m.b.v. kankercellen, delen van kankercellen of proteïnen die men uit dergelijke cellen verwijderd heeft. Een antigeen tumorvaccin is een type van biologische therapie met als functie het immuunsysteem van het lichaam aan te zetten tot de productie van antilichamen (of antistoffen) om de kankercellen te vernietigen.

Antimetaboliet

Geneesmiddel dat het metabolisme verstoort (chemische processen die nodig zijn voor de werking, de groei en de reproductie van cellen). Men gebruikt antimetabolieten als behandeling van kanker om de kankercellen te vernietigen.

Antimycoticum

Geneesmiddel dat de infecties bestrijdt die veroorzaakt worden door schimmels.

Antioestrogene behandeling

Behandeling met geneesmiddelen die de productie van oestrogeen (vrouwelijk geslachtshormoon) stoppen of de werking ervan tegengaan. Een antioestrogene behandeling kan gebruikt worden om borstkanker te behandelen.

Antisense behandeling

Behandeling waarbij men synthetisch geproduceerd genetisch materiaal gebruikt dat de groei van de cellen kan afremmen of onderbreken.

Aplasie

Onvermogen van de cellen om normaal te groeien of te rijpen. Het bijvoeglijke naamwoord aplastisch duidt op alles wat betrekking heeft tot aplasie, aplastische anemie bijvoorbeeld.

Appendix

Dun, vingervormig aanhangsel dat in het verlengde van het caecum (blindedarm of eerste deel van de dikke darm) ligt. Bij de mens heeft de appendix geen bekende functie.

Het bijvoeglijke naamwoord appendiculair duidt op alles wat betrekking heeft tot de appendix, een appendiculaire tumor bijvoorbeeld. De appendix wordt ook wel wormvormig aanhangsel of appendix vermiformis genoemd.

Areola (of tepelhof)

De donkerkleurige huid rond de tepel van de borst.

Aromatase-inhibitor (of aromataseremmer)

Geneesmiddel dat de productie van het aromatase-enzym stopt of de werking ervan tegengaat. Dit enzym vermindert op zijn beurt het gehalte aan oestradiol (vrouwelijk hormoon) in het lichaam.

Aromataseremmers zijn een type van antioestrogene behandeling.

Arseen

Stof die van nature aanwezig is in de bodem en in rotsen.

Arseen is een element van bepaalde pesticiden en een chemisch product dat aanwezig is in tabaksrook. Arseen kan in drinkwater binnendringen via natuurlijke bronnen of contaminanten die door bepaalde fabrieken geloosd worden. Door het inademen of inslikken van arseen loopt men een verhoogd risico op de ontwikkeling van bepaalde kankers, met inbegrip van long-, huid- en blaaskankers.

Arterie (of slagader)

Bloedvat dat het bloed van het hart naar de weefsels en de organen vervoert.

Asbest

Natuurlijke stof bestaande uit silicaatvezels die wordt gebruikt als brandwerend middel, isolatiemateriaal, bouwmateriaal en chemische filter. Het is bekend dat de blootstelling aan asbest meerdere ernstige longziekten kan veroorzaken, waaronder asbestose (chronische longaandoening), mesothelioom en longkanker.

Ascites (of buikwaterzucht)

Abnormale vochtophoping in het abdomen.

Aspartaataminotransferase (ASAT)

Enzym dat in normale omstandigheden aanwezig is in de lever, het hart en de spieren.

Een verhoogd gehalte aan ASAT in het bloed kan wijzen op schade aan de lever of het hart, op bepaalde kankers of op andere ziekten. ASAT wordt ook serum glutaminezuur-oxaalazijnzuur-transaminase (SGOT) genoemd.

Aspiratiebiopsie

Type van naaldbiopsie dat erin bestaat een dikke, holle en scherpe naald te gebruiken om een monster van weefsel in de vorm van een cilinder (of kernen) af te nemen in een tumor of een abnormale massa om te onderzoeken onder de microscoop.

Aspiratiebiopsie wordt ook trocarbiopsie of dikkenaaldbiopsie genoemd.

Astrocytoom

Kwaadaardige (maligne) tumor die ontstaat in de astrocyten (stervormige gliacellen die de neuronen omringen, ondersteunen en beschermen) die aanwezig zijn in het centrale zenuwstelsel (CZS), waaronder het encephalon en het ruggenmerg. De astrocyten zijn een type van glioom.

Ataxia-telangiectasia

Zeldzame genetische aandoening die het zenuwstelsel, het immuunsysteem en andere systemen en stelsels van het lichaam aantast. De tekenen en symptomen zijn onder andere evenwichtsverlies, slechte coördinatie, veelvuldige infecties, rode ogen (veroorzaakt door de dilatatie (of de verwijding) van de bloedvaten) en abnormale bewegingen van de ogen. Ataxia-telangiectasia wordt in verband gebracht met een verhoogd risico op de ontwikkeling van bepaalde kankers, waaronder leukemie en het lymfoom.

Atelectase

Gedeeltelijk of volledig samenvallen van de long, waardoor een onvolledige expansie (opzwelling) van de long ontstaat. Atelectase wordt eveneens een gecollabeerde long (of een klaplong) genoemd.

Atrofie

Afname van het volume van een cel, een weefsel of een deel van het lichaam.

Autoantilichamen (of autoantistoffen)

Antilichaam dat de cellen en weefsels van het eigen lichaam aanvalt.

Auto-immuunziekte

Aandoening die gekarakteriseerd wordt een aanval van het immuunsysteem op de gezonde weefsels van het lichaam.

Axilla (of oksel)

Plaats onder de arm waar veel lymfeklieren zitten.

De term axillair betekent met betrekking tot de oksel, zoals het geval is bij axillaire dissectie. Men noemt dit ook de axillaire holte.

B-cel

Type van lymfocyt (wit bloedlichaampje) dat antilichamen (of antistoffen) produceert om bacteriën, virussen en schimmels te bestrijden.
B-cellen worden ook B-lymfocyten genoemd. 

B-lymfoom

Type van non-hodgkinlymfoom dat ontstaat in de B-cellen (type van wit bloedlichaampje (of lymfocyt) dat antilichamen (of antistoffen) produceert om bacteriën, virussen en schimmels te bestrijden).
Er bestaan talrijke types van B-lymfomen. Ze kunnen indolent (trage evolutie) of agressief (snelle evolutie) zijn.

Bacil van Calmette-Guérin (BCG)

Type van bacterie dat gebruikt wordt bij de vaccinatie tegen tuberculose (BCG-vaccin). Bij de behandeling van kanker wordt deze bacterie gebruikt om het immuunsysteem te stimuleren.

Bariumlavement

Ingreep waarbij men een beroep doet op röntgenstralen om een reeks van foto’s te maken van het onderste spijsverteringskanaal, waaronder het colon (of de karteldarm) en het rectum (of de endeldarm). Men injecteert een contrastmiddel in het colon (of de karteldarm) en het rectum (of de endeldarm) via de anus (of de aars). Dankzij dit contrastmiddel (bariumsulfaat) kan men de interne organen en structuren van het lichaam duidelijk in kaart brengen op de röntgenfoto.
Artsen doen een beroep op een bariumlavement om tumoren, poliepen, verstoppingen of andere ziektetekenen op te sporen.

Bariumradiografie

Ingreep die uitgevoerd wordt om een röntgenfoto te bekomen van de slokdarm, de maag, de dunne darm en de dikke darm. Men gebruikt een contrastmiddel (barium) om de organen en structuren duidelijk in kaart te brengen op de röntgenfoto.

Artsen doen een beroep op bariumradiografie om tumoren, poliepen, verstoppingen of andere ziektetekenen op te sporen.
Het bariumlavement bestaat erin via de anus (of de aars) barium te injecteren in het colon (of de karteldarm) en het rectum (of de endeldarm). Dankzij de bariumpap kan men de slokdarm, de maag en het duodenum (of de twaalfvingerige darm, eerste gedeelte van de dunne darm) bedekken met barium. Zie ook SMD-onderzoek en bariumlavement.

Basale cel

Kleine, ronde cel die zich in het diepste deel van het epiderm (buitenste laag van de huid) bevindt.

Basofiel

Type van granulocyt (of wit bloedlichaampje) dat chemische stoffen afscheidt om bepaalde types van infecties en allergische reacties te bestrijden.

Beenmerg

Sponsachtig en zacht weefsel in de meeste botten.

Er bestaan twee belangrijke types van beenmerg. Het is in het rode merg dat de onrijpe bloedcellen (blastcellen) zich ontwikkelen tot rode bloedlichaampjes, witte bloedlichaampjes en bloedplaatjes. Het gele merg slaat het vetweefsel op.

Behandeling met anticytokinen

Behandeling met geneesmiddelen die de productie van cytokinen onderbreken of de effecten ervan tegengaan. De behandeling met anticytokinen is een type van immunotherapie dat de inflammatie (of de ontsteking) vermindert en de groei en de verspreiding van bepaalde tumoren afremt.

Behandeling met antilichamen (of antistoffen)

Behandeling met een antilichaam (of een antistof) dat de kankercellen aanvalt. Een behandeling met antilichamen kan specifieke tumorcellen vernietigen of het immuunsysteem aansporen om deze cellen te vernietigen.

Behandeling met enzyminhibitoren (of enzymremmers)

Behandeling met geneesmiddelen die de productie van bepaalde enzymen stoppen of de werking ervan tegengaan.

Behandeling met groeifactorinhibitoren (of groeifactorremmers)

Behandeling die erin bestaat te trachten om de groeifactoren tegen te gaan met als doel de groei van de kankercellen te verhinderen.

Groeifactoren zijn van nature aanwezig in het lichaam. Bepaalde kankercellen kunnen hen gebruiken om hun eigen groei te bevorderen.

Behandeling met monoklonale antilichamen (of antistoffen)

Behandeling die erin bestaat monoklonale antilichamen (of antistoffen) te gebruiken om de kanker op te sporen en te behandelen.

Monoklonale antilichamen zijn stoffen die in het laboratorium geproduceerd worden en die de capaciteit bezitten om een welbepaalde doelmolecule (antigen) van een kankercel te herkennen en zich eraan vast te hechten. Ze kunnen afzonderlijk gebruikt worden of om geneesmiddelen, toxines of radioactieve stoffen rechtstreeks naar een tumor te vervoeren.

Behandelingsgerelateerde menopauze

De menstruatie (menopauze) stopt volledig omwille van de schade aan de ovaria (of de eierstokken) door de chemotherapie, de radiotherapie of de chirurgische ablatie (of verwijdering) van de ovaria (of de eierstokken).

Benigne prostaathyperplasie (BPH)

Goedaardige (benigne) vergroting van de prostaat. BPH wordt ook benigne prostaathypertrofie genoemd.

Bestralingsgebied

Deel van het lichaam waar de straling op gericht is tijdens de radiotherapie.

Bethesdasysteem

Systeem dat gebruikt wordt om de celveranderingen in de bekleding van de baarmoederhals (onderste en smalste gedeelte van de uterus (of de baarmoeder)) te beschrijven om de resultaten van de paptest vast te leggen.

Het systeem van Bethesda baseert zich op het uiterlijk van de malpighiaanse cellen en de kliercellen die onderzocht worden onder de microscoop, waaronder de grootte, de vorm en het gedrag. Het geeft ook aan of er kankercellen aanwezig zijn in de baarmoederhals.

Bewijsgebaseerde geneeskunde

Praktijk van de geneeskunde waarbij men een beslissing neemt omtrent de behandeling die gebaseerd is op de beste en meest recente wetenschappelijke gegevens.

Bias

Fout die zich voordoet tijdens een klinische proef bij de ontwikkeling van de studie of in de gebruikte methodes om informatie te vergaren of te interpreteren. Deze fout kan leiden tot verkeerde conclusies die voortvloeien uit de resultaten van het onderzoek.

Een voorbeeld van een bias zou zijn wanneer een onderzoeker of een deelnemer weet welke behandeling toegediend wordt. Deze situatie zou deze mensen ertoe kunnen brengen om onbewust een houding aan te nemen die de resultaten zou kunnen beïnvloeden.

Bijnier

Kleine klier boven iedere nier die verschillende hormonen produceert die deelnemen aan verschillende lichaamsfuncties, zoals het metabolisme (chemische processen die nodig zijn voor de werking, de groei en de reproductie (of de voortplanting) van cellen), de hartfrequentie, de arteriële druk (of de bloeddruk) en de controle van het bloedsuikergehalte.

Biliair systeem

Groep van organen die de gal (een geelgroenige stof die bijdraagt aan de digestie (of de vertering) van vetten) produceren, vervoeren, opslaan en uitscheiden.

Het biliaire systeem omvat de lever, de galkanalen (aan de binnen- en de buitenzijde van de lever) en de galblaas. Het biliaire systeem wordt ook de biliaire wegen, galwegen of galsysteem genoemd.

Bilirubine

Roodachtig gele stof die geproduceerd wordt door de hemoglobine (proteïne die aanwezig is in de rode bloedlichaampjes, die zuurstof vervoert en die het bloed zijn rode kleur geeft) wanneer de rode bloedlichaampjes afgebroken worden.

Bindweefsel

Gespecialiseerd weefseltype dat verschillende organen, structuren en andere weefsels van het lichaam omringt en ondersteunt. Bindweefsel omvat het bloed, de botten, het kraakbeen en het vet.

Binetclassificatie

Systeem dat gebruikt wordt om de omvang (stadium) van chronische lymfatische leukemie te beschrijven.
De 3 stadia (A, B en C) van de binetclassificatie zijn gebaseerd op de graad van uitgebreidheid van de verschillende lymfatische weefselgebieden alsook op de effecten van de kanker op de werking van het beenmerg.
Vergelijken met raiclassificatie.

Biologische feedback (of biofeedback)

Methode die wordt aangeleerd en die het mogelijk maakt bepaalde automatische functies van het lichaam, zoals de hartslag, de arteriële druk (of de bloeddruk) en de spierspanning, te controleren.

Men kan biologische feedback gebruiken om te helpen de pijn te controleren en de stress te beheren.

Biologische responsmodificator (BRM)

Stof, zoals een cytokine, een monoklonaal antilichaam (of een monoklonale antistof) of een vaccin, die toegediend wordt om de kankercellen te vernietigen, om het gedrag van deze cellen te controleren of te wijzigen, of om het immuunsysteem te versterken.

Biologische responsmodificatoren zijn een type van biologische therapie.

Biologische therapie

Behandeling met natuurlijke of synthetische stoffen die de manier veranderen waarop de cellen zich gedragen. Biologische therapieën kunnen de groei van specifieke cellen onderbreken, de afscheiding van hormonen tegengaan of het immuunsysteem versterken.

Biologische therapieën worden gebruikt om kanker te bestrijden of om de bijwerkingen van bepaalde kankerbehandelingen te verminderen. Deze behandeling wordt ook biotherapie of biologische responsmodificatoren (BRM) genoemd.

Biomarker

Iedere cel-, molecule-, chemische of fysieke verandering die men kan meten en gebruiken om een normaal of abnormaal proces dat zich in het lichaam afspeelt te bestuderen. Dankzij biomarkers is het mogelijk om te controleren wat het risico is dat een ziekte zich voordoet, of een ziekte aanwezig is, hoe een ziekte evolueert of wat de effecten zijn van een behandeling.

Het specifieke prostaatantigen (SPA) kan gebruikt worden als biomarker voor prostaatkanker en het bloedsuikergehalte kan gebruikt worden om diabetes (of suikerziekte) in het oog te houden.

Men noemt dit ook biologische marker (een moleculaire biomarker kan moleculaire marker of signatuurmolecule genoemd worden).

Blaasmola (of druifmola, mola hydatidosa)

Goedaardige (benigne) tumor die ontstaat in de laag van de uterus (of de baarmoeder) die zich in normale omstandigheden ontwikkelt om de placenta (of moederkoek) te worden tijdens de zwangerschap.

De blaasmola is een goedaardige (benigne) vorm van de gestationele trofoblastziekte. In zeldzame gevallen kan de blaasmola kwaadaardig (maligne) worden (choriocarcinoom). De blaasmola wordt ook molaire zwangerschap of molazwangerschap genoemd.

Blastcel

Onrijpe bloedcel. Verschillende types van blastcellen ontwikkelen zich tot verschillende types van bloedcellen. Lymfoblasten bijvoorbeeld ontwikkelen zich tot lymfocyten en erytroblasten ontwikkelen zich tot erytrocyten.
Deze cel wordt eveneens blast genoemd.

Blastencrisis

Moment waarin de acceleratiefase van een chronische myeloïde leukemie (CML) snel evolueert tot een blastenfase en waarin de ziekte zich begint te gedragen als een acute myeloblastische leukemie (AML). De tekenen en symptomen van de blastencrisis zijn onder andere koorts, uitputting, een opgezette milt en de aanwezigheid van meer dan 30 % blasten (onrijpe bloedcellen) in het bloed of het beenmerg.
Vergelijken met blastenfase.

Blastenfase

Gevorderde fase van chronische myeloïde leukemie (CML) die gekarakteriseerd wordt door een toename van het aantal abnormale blasten (onrijpe bloedcellen) en witte bloedlichaampjes in het bloed en het beenmerg.

De tekenen en symptomen van de blastenfase omvatten onder andere koorts, uitputting en een opzette milt. Vergelijken met blastencrisis.

Blinde studie

Type van klinische proef of onderzoeksstudie tijdens dewelke de deelnemers, de onderzoekers, of beide, niet op de hoogte zijn van de specifieke informatie (groep waar een deelnemer toe behoort bijvoorbeeld) die hen zou kunnen beïnvloeden of een bias zou kunnen veroorzaken, waardoor het risico bestaat op vertekende eindresultaten. Wanneer enkel de deelnemers niet op de hoogte zijn van de specifieke informatie wordt deze studie een enkelblinde studie genoemd. Wanneer zowel de deelnemers als de onderzoekers niet op de hoogte zijn van de specifieke informatie wordt dit een dubbelblinde studie genoemd. Vergelijken met open-labelstudie.

Bloedplaatje

Type van bloedcel dat noodzakelijk is voor de coagulatie (of de stolling) van het bloed. Bloedplaatjes worden geproduceerd in het beenmerg.

Bloedplaatjes worden ook trombocyten genoemd.

BMI

Zie lichaamsgewichtindex (BMI).

Bolus

  1. Voedselbolus: kleine, ronde bol (in het bijzonder een bol bestaande uit voeding die vermalen en gemengd is met speeksel).
  2. Bolus: unieke (doorgaans grote) dosis van geneesmiddelen of een andere stof die geprepareerd wordt om toegediend te worden.

Een persoon krijgt een bariumbolus alvorens een bariumradiografie te ondergaan bijvoorbeeld, of een diabetespatiënt krijgt een insulinebolus geïnjecteerd om het suikergehalte in zijn bloed te regelen.

Borstkanaal

Een van de talrijke kleine kanalen die de melk van de borstklier naar de tepel vervoeren.

Deze kanalen worden ook melkgangen genoemd.

Borstklier

Klier die de melk produceert in de borst van de vrouw en die bestaat uit kwabben, of melkproducerende klieren.

Borstsparende chirurgie (BSC)

Chirurgische ablatie (of verwijdering) van de tumor en een marge van gezond weefsel rondom het gezwel, waarbij men het grootste deel van de borst behoudt.
Er bestaan verschillende types van borstsparende chirurgie, waaronder de tumorectomie, de gedeeltelijke mastectomie en de quadrantectomie. De essentie van deze ingrepen is volledig identiek. Het enige verschil is de weefselhoeveelheid die weggenomen wordt.

Deze ingreep wordt ook borstbehoudende chirurgie genoemd.
Vergelijken met mastectomie.

Botscintigrafie

Techniek die gebruikt wordt om foto’s van de botten te maken op een computerscherm of een film.

Een radioactieve kleurstof wordt geïnjecteerd in het bloed en hoopt zich op in de botten waar het ontdekt kan worden door een gespecialiseerd toestel (gammacamera). Dankzij botscintigrafie kan men abnormale veranderingen aan de botten opsporen, zoals gebieden waar de celgroei zeer snel verloopt.

Botziekte van Paget

Aandoening waarbij het botweefsel afgebroken of geresorbeerd wordt en zich opnieuw maar sneller ontwikkelt dan normaal. De tekenen en symptomen omvatten pijn, botvervorming en fracturen (of breuken).

Deze ziekte wordt ook osteitis deformans genoemd.

Dehydratatie

Aandoening die veroorzaakt wordt doordat het lichaam een grote hoeveelheid water verliest.
Dehydratatie kan veroorzaakt worden door diarree of door braken.

Diepveneuze trombose (DVT)

Aanwezigheid van een bloedprop (of een trombus) in een diepe ader, voornamelijk in de benen en het bekken.

Ingreep die erin bestaat de baarmoederhals (onderste en smalste gedeelte van de uterus (of de baarmoeder)) te dilateren (te verwijden), zodat men een curette (instrument in de vorm van een lepel met een scherp uiteinde) kan inbrengen in de uterus (of de baarmoeder) om cellen, weefsel of massa’s weg te nemen uit het endometrium (of het baarmoederslijmvlies, bekleding aan de binnenzijde van de uterus (of de baarmoeder)). 

Artsen doen een beroep op dilatatie en curettage (DC) om de oorzaak van een baarmoederbloeding te bepalen en deze bloeding te behandelen of om een cyste (soort van zakje dat doorgaans een vloeibare of semivloeibare inhoud bevat) te verwijderen.

Dilatatie en curettage (DC)

DVT

Zie diepveneuze trombose (DVT).

Dysfagie

Moeilijkheden bij het slikken.

Elektrocoagulatie

Ingreep die erin bestaat elektrische stroom met een hoge frequentie te gebruiken om cellen of weefsels te vernietigen.
Elektrocoagulatie kan gebruikt worden om abnormale weefsels of kankercellen te vernietigen of om bloedvaten te herstellen om een bloeding te stoppen. 
Elektrocoagulatie wordt ook elektrocauterisatie, elektrochirurgie of fulguratie genoemd.

Stof die aanwezig is in het bloed en andere lichaamsvloeistoffen en die een elektrische lading draagt. Elektrolyten zijn verantwoordelijk voor de opname van voedingsstoffen door de cellen en de verwijdering van afvalstoffen buiten de cellen om de vloeistoffen in het lichaam in evenwicht te houden en om het de spieren mogelijk te maken op een adequate manier te functioneren. Voorbeelden van elektrolyten zijn calcium, chloride, kalium en natrium.

Elektrolyt

Endoscopie

Ingreep waarbij men een endoscoop gebruikt (dun instrument vergelijkbaar met een buis voorzien van een lampje en een lens) om organen of weefsels van het lichaam te onderzoeken of te behandelen. Men kan cellen of weefsel wegnemen om te onderzoeken onder de microscoop. Artsen kunnen ook een beroep doen op endoscopie om een bloeding te stoppen of om tumoren of vreemde stoffen te verwijderen. Iedere gespecialiseerde endoscoop wordt vernoemd naar het orgaan of de structuur die hij kan onderzoeken of behandelen.

Endoscopische retrograde cholangiopancreatografie (ERCP)

Ingreep waarbij men een endoscoop (dun instrument vergelijkbaar met een buis voorzien van een lampje en een lens) gebruikt om de galblaas, de pancreas (of de alvleesklier), de lever en de kanalen (buizen) die verbonden zijn aan deze organen (galkanaal en pancreaskanaal) te onderzoeken en te röntgenen (of er een röntgenfoto van te maken).
De endoscoop wordt ingebracht via de mond en loopt langs de slokdarm en de maag om de dunne darm te bereiken. Een kleinere buis wordt vervolgens in de endoscoop aangebracht tot in het galkanaal en het pancreaskanaal. Een contrastmiddel wordt vervolgens geïnjecteerd in deze kanalen om ze duidelijk in kaart te brengen op de röntgenfoto.

Endostatine

Stof die de angiogenese (vorming van nieuwe bloedvaten) tegengaat. Endostatine is een type van cytokine dat geproduceerd wordt door de cellen van het immuunsysteem. Deze stof kan eveneens in het laboratorium geproduceerd worden. Endostatine kan gebruikt wordt als antiangiogene behandeling.

Epitheelcel

Gespecialiseerde cellen die het epitheel (laag van cellen die de holle organen en de klieren bedekt en die de buitenste laag van de huid vormt) vormen. Bepaalde epitheelcellen produceren mucus (of slijm) of andere secreten (of sappen).
Er bestaan 3 types van epitheelcellen: de squameuze cellen, de cilindrische cellen en de kubische cellen.

Epstein-barrvirus (EBV)

Type van herpesvirus dat verantwoordelijk is voor mononucleose (zeer besmettelijke ziekte die koorts, vermoeidheid, malaise of keelpijn met zich meebrengt).

Het epstein-barrvirus wordt in verband gebracht met een verhoogd risico op de ontwikkeling van bepaalde kankers, met inbegrip van het burkittlymfoom. Het epstein-barrvirus wordt ook het humane herpesvirus 4 (HHV-4) genoemd.

Erfelijk kankersyndroom

Zie familiaal kankersyndroom.

Exocriene klier

Type van klier dat stoffen afscheidt aan het oppervlak van het lichaam of in andere organen door een kanaal. Voorbeelden van exocriene klieren zijn de pancreas (of de alvleesklier), de speekselklieren, de zweetklieren en de borstklieren.

Externe radiotherapie (of uitwendige radiotherapie)

Type van radiotherapie waarbij men een toestel gebruikt dat zich buiten het lichaam bevindt om de stralingen op een tumor en de omliggende weefsels te richten.

Externe radiotherapie wordt ook teletherapie genoemd. Vergelijken met curietherapie.

Extralymfatisch

Wat betrekking heeft op een gebied of een orgaan buiten het lymfesysteem of op wat dit treft. Vergelijken met extranodaal.

Extranodaal

Wat betrekking heeft op een gebied of een orgaan buiten de lymfeklieren of op wat dit treft. Vergelijken met extralymfatisch.

Afvloed of wegstroming van bloed, vloeistof (zoals een geneesmiddel) of cellen van een bloedvat, een lymfevat of een buis naar de omliggende weefsels. Vergelijken met intravasatie.

Fase 0-studie

Proef die soms uitgevoerd wordt vóór de fase I-studie. De fase 0-studie bestaat erin een zeer kleine dosis geneesmiddelen toe te dienen aan een kleine groep van mensen om de effecten ervan op het menselijke lichaam te bestuderen.

Fase I-studie

Fase II-studie

Tweede fase in een klinische proef tijdens dewelke de onderzoekers bepalen of een nieuwe behandeling effectief is in de bestrijding van een bepaald type van ziekte (zoals kanker) en ze verder onderzoeken in welke mate de behandeling veilig is en welke effecten ze uitoefent op het lichaam.

Fibroadenoom

Goedaardige (benigne) tumor die ontstaat in de fibreuze weefsels en de klierweefsels van de borst.

Fibroom

Goedaardige (benigne) tumor die ontstaat in de fibreuze bindweefsels (weefsels die verschillende organen in het lichaam omringen en ondersteunen). Een fibreuze poliep is een zeldzame poliep die zich ontwikkelt in het spijsverteringskanaal.

Kwaadaardige (maligne) tumor die ontstaat in de fibreuze bindweefsels die de botten, de spieren en andere lichaamsorganen op hun plaats houden.

Extravasatie

Flowcytometrie

Laboratoriumtest waarbij men het aantal cellen telt en het percentage aan levende cellen in een monster bepaalt alsook bepaalde karakteristieken van de cellen, zoals de grootte, de vorm, de hoeveelheid DNA en de aanwezigheid van tumormarkers.

Bij flowcytometrie voegt men aan de cellen van het monster een lichtgevoelige kleurstof toe en plaatst men ze vervolgens in een vloeistof die men aan de fijne stralen van een laser of een andere lichtbron blootstelt. De metingen worden vervolgens opgesteld op basis van de manier waarop deze kleurstof reageert op het licht.

Focaal

Lokaal, dat zich voordoet in een bepaald gebied of dat beperkt is tot één enkel gebied.
Een focale tumor bijvoorbeeld is beperkt tot één enkel gebied of tot één bepaald orgaan van het lichaam.

Vergelijken met uitgezaaid of multifocaal.

Fototherapie

Zie fotodynamische therapie (FDT).

Foutnegatief

Negatief resultaat dat onjuist is.

Een foutnegatief testresultaat duidt niet op de aanwezigheid van een bepaalde ziekte bij een persoon, zelfs al heeft deze persoon wel degelijk de ziekte in kwestie.

Foutpositief

Positief resultaat dat onjuist is.

Een foutpositief testresultaat duidt op de aanwezigheid van een bepaalde ziekte bij een persoon, terwijl dit niet het geval is.

Fulguratie (of bliksemslag)

Zie elektrocoagulatie.

Galblaas

Gespierd en peervormig orgaan onder de lever waar de gal (geelgroenige vloeistof die bijdraagt aan de digestie (of de vertering) van vetten) geconcentreerd en opgeslagen wordt.

Galkanaal

Buis die de gal (geelgroenige vloeistof die bijdraagt aan de digestie (of de vertering) van vetten) van de lever naar het duodenum (of de twaalfvingerige darm, het eerste gedeelte van de dunne darm) laat circuleren.

Twee hepatische kanalen (of leverkanalen) vertrekken vanuit de lever en komen samen om het gemeenschappelijke leverkanaal te vormen. De galblaasafvoergang (of ductus cysticus) vertrekt vanuit de galblaas en voegt zich bij het gemeenschappelijke leverkanaal om de galgang (of ductus choledochus) te vormen.

Galliumscintigrafie

Techniek die erin bestaat gallium (een radio-isotoop) te gebruiken om foto’s te bekomen van de interne structuren en organen van het lichaam.

Artsen doen een beroep op galliumscintigrafie om een inflammatie (of een ontsteking), een abces (of een ettergezwel), tumoren of andere ziektetekenen op te sporen. Ze kunnen ook galliumscintigrafie gebruiken om te kijken hoe iemand met kanker reageert op de behandeling ervan. Galliumscintigrafie is een type van scintigrafie.

Galomleiding

Chirurgische ingreep die erin bestaat een nieuwe doorgangsweg te creëren voor de gal (geelgroenige vloeistof die bijdraagt aan de digestie (of de vertering) van vetten), wanneer het galkanaal (buis die de gal van de lever naar het duodenum (of de twaalfvingerige darm, het eerste gedeelte van de dunne darm) laat circuleren) verstopt wordt door een tumor of galstenen.

Gammaglobuline

Bloedproteïne die actief is als antilichaam (of antistof) om het lichaam te beschermen tegen infecties. Gammaglobuline is een type van immunoglobuline.

Gammascalpel (of gammames)

Apparaat dat gebruikt wordt in de stereotactische radiotherapie om een sterke stralingsdosis toe te dienen door gammastralen met precisie te richten op een tumor, vanuit verschillende hoeken en in één enkele keer.

Het gammascalpel wordt doorgaans gebruikt voor tumoren aan het hoofd en de hals, aangezien het een stralingsdosis kan toedienen aan een zeer specifiek gebied en op een dergelijke manier dat zeer weinig normale weefsels eraan blootgesteld worden.

Gammastraal

Gardnersyndroom

Zie familiaire adenomateuze polypose (FAP).

Gastrectomie

Chirurgische ingreep waarbij de maag gedeeltelijk of volledig verwijderd wordt.