Wanneer er bij een zwangere vrouw kanker wordt vastgesteld, kan bij haar chemotherapie worden toegediend zonder dat dit het kind schaadt.
Het werk van professor en onderzoeker Frédéric Amant (KU Leuven) werd al meermaals gefinancierd door Stichting tegen Kanker. Samen met Jorine de Haan (VUmc, Nederland) onderzocht hij de opvolging van 1700 zwangere vrouwen waarbij tussen 1996 en 2016 kanker werd gediagnosticeerd.
Ze toonden aan dat de toediening van chemotherapie na de 12de zwangerschapsweek geen invloed had op de ontwikkeling van het kind tijdens de eerste jaren na de geboorte. Er werd geen enkel verschil opgemerkt op neurocognitief vlak (ontwikkeling van de intellectuele vermogens), noch wat betreft de groei, de algemene gezondheid, het gehoor, de hartfuncties en het gedrag. De enige keerzijde: in bijna 40% van de gevallen is het gewicht van de kinderen bij geboorte lager dan dat van andere baby's. De kinderen zitten na twee maanden echter op een normaal gewicht, en hebben dan ook een normale lengte en hoofdomtrek.
De overleving van de moeders is bovendien vergelijkbaar met die van patiënten met dezelfde kanker die op het moment van hun behandeling niet zwanger waren.
Wanneer een zwangere vrouw 20 jaar geleden vernam dat ze kanker had, was een onderbreking van de zwangerschap vaak de enige optie om onmiddellijk met de behandeling te kunnen starten. Dat is nu nog steeds het geval als het niet mogelijk is om de 12de zwangerschapsweek af te wachten om met de chemotherapie te beginnen. In die eerste drie maanden van een zwangerschap worden de organen van het kind worden gevormd, in die periode is het risico op misvormingen door chemotherapie daarom het grootst.
Deze resultaten zijn heel bemoedigend en hoopgevend voor zwangere vrouwen die de diagnose kanker kregen, niet alleen voor zichzelf, maar ook voor hun ongeboren kind!